Boven Nederland verschenen vanaf 1940 verschillende typen geallieerde vliegtuigen: jachtvliegtuigen, verkenningsvliegtuigen en bommenwerpers.
AVRO Lancaster, Engelse bommenwerper.
De Royal Air Force vloog met de Spitfire en de Mosquito. Deze vliegtuigen werden ingezet voor fotoverkenning, bescherming van bommenwerpers, beschietingen en het aanvallen van Duitse vliegtuigen. Daarnaast werd er gevlogen met de tweemotorige bommenwerpers Manchester, Wellington, Hamden en Whitley en de viermotorige bommenwerpers Lancaster, Halifax en Sterling. De Blenheim en de Beaufighter werden door de RAF vooral ingezet bij beschietingen van schepen. De Hudson duikt een aantal keren op bij droppingen van geheim agenten. Vanaf het voorjaar van 1943 waren er ook Amerikaanse (United States Army Air Force) toestellen te zien en te horen. Voor fotoverkenning, bescherming van bommenwerpers, beschietingen en aanvallen op Duitse vliegtuigen werden door de Amerikaanse luchtmacht de P-38 Lightning, de P-47 Thunderbolt en de P-51 Mustang ingezet. Als bommenwerpers waren de tweemotorige B-26 Marauder en de viermotorige B-24 Liberator en B-17 Flying Fortress in gebruik.
Condensstrepen in de lucht van overvliegende Amerikaanse bommenwerper.
Bemanning van de Amerikaanse B-24 die crashte bij Opeinde op 26 november 1943.
De Amerikaanse luchtmacht vloog overdag en de Royal Air Force vooral 's nachts richting Duitsland. Alle geallieerde toestellen stegen op vanaf diverse vliegvelden in Engeland. Na de invasies in Italië en Frankrijk kwamen ook vliegvelden op het vasteland van Europa in geallieerde handen.
Wrak van een B-17 Flying Fortress wachtend op de sloop in Vught.
Na elke crash op een toegankelijke locatie werd het met wrakstukken bezaaide gebied door de Duitsers afgezet en streng bewaakt. Als eerste werden de slachtoffers geborgen en geïdentificeerd, hoewel dat laatste niet altijd mogelijk was. Daarna volgde de begrafenis, meestal op de dichtstbijzijnde begraafplaats. Duitse slachtoffers van de luchtoorlog werden tijdens de oorlogsjaren centraal begraven op de noorderbegraafplaats in Leeuwarden. De familieleden werden altijd op de hoogte gesteld; het informeren van de nabestaanden van de vijand liep via het Internationale Rode Kruis.
Een benzinemeter van de Mosquito. Collectie Verzetsmuseum (schenking de heer Atsma).
Na het bergen van de stoffelijke resten werd begonnen met de ontmanteling van het wrak. Wrakken waar men met relatief weinig moeite bij kon werden gestript door Duitse en Nederlandse bergingsploegen. Het geborgen materiaal werd opgeslagen in Utrecht, van waar het schroot naar Duitsland werd gebracht voor hergebruik. Ook in de kampen Vught en Westerbork werden afdelingen opgezet waar de gevangenen zich bezighielden met de ontmanteling van wrakdelen.
Werknemers van het Zerlege Betrieb in Utrecht waar tijdens de bezettingsjaren de restanten van neergestorte vliegtuigen naar toe werden gebracht om te worden ontmanteld. Waardevolle schaarse materialen werden naar Duitsland afgevoerd en daar hergebruikt. Collectie H. Wilson, Bilthoven.
Werknemers van het Zerlege Betrieb in Utrecht. Collectie H. Wilson, Bilthoven.
‘Kanonskogels vlogen om me heen en ik raakte aan mijn been gewond door granaatscherven. Ik kon zelf niet het vuur openen met mijn machinegeweren omdat de nachtjager precies achter het kielvlak van onze Stirling schuilging. De voorkant van ons toestel brandde als een fakkel. Ik kreeg geen contact met mijn medebemanningsleden. De situatie was hopeloos. Ik voelde dat ik geen keus meer had dan het toestel te verlaten. Mijn parachute lag echter niet in het rek waar hij behoorde te liggen. Ik vond hem direct onder de poten van mijn geschutskoepel met een kanonskogel er doorheen gebrand. Ik trok snel het achterste ontsnappingsluik open, bevestigde de parachute aan mijn hamas en ging op de rand van het luik zitten. Daarop trok ik de parachute open en liet me voorover vallen. Omdat er verscheidene gaten in m'n parachute waren gebrand draaide ik steeds rondjes en landde in een kanaal.'
Len Collins, overlevende van de crash in de Makkumerwaard bij Wons.
Het is gek, maar het geluid van de oorlog is voor mij nog altijd de nachten vol monotoon gebrom van vliegtuigen. Met het aan het begin van de nacht met elkaar onder de trap zitten; met machteloos bang zijn, omdat je wist dat die honderden vliegtuigen op de heenweg vol met bommen zaten. Met later in de nacht weer luisteren, in bed, want dan waren de bommenwerpers leeg en hoefden we niet weer onder de trap.
Ype Schaaf. 'Laarzen op de lange Pijp. Leeuwarden 1940- 1945'.
We lazen onze post en telden onze vluchten
In kisten met meidennamen
We verteerden de steden die we leerden op school.
Tot ons zandglas leeg was, onze as zich mengde
Met de mensen die wij doodden - ongezien.
Randall Jarelll, piloot Amerikaanse 8ste luchtmacht