In de vroege ochtend van 5 mei 1943, omstreeks 01.40 uur, stortte een Britse Lancaster bommenwerper van 101 Squadron Royal Air Force neer in het Warkumer Nijlân. Het toestel met serienummer W4888 was de voorgaande avond even na 21.30 uur opgestegen vanaf het vliegveld Holme-on-Spalding Moor ten noordwesten van Hull. Met bijna zeshonderd andere vliegtuigen had het deelgenomen aan een grootschalige luchtaanval op de Duitse industriestad Dortmund in het Ruhrgebied. Het geallieerde bombardement veroorzaakte daar veel schade en kostte aan 693 mensen het leven.
Op de terugvlucht naar Engeland raakte de Lancaster boven het IJsselmeer in de problemen. Het vliegtuig werd onderschept door Lothar Linke, een zeer ervaren piloot van het Duitse Nachtjagdgeschwader 1, die eerder die nacht vanaf de Fliegerhorst Leeuwarden was opgestegen. Een salvo uit de machinegeweren van zijn Messerschmitt Bf 110 nachtjager zette de W4888 onmiddellijk in brand. De vlammenzee aan boord liet de Zuid-Afrikaanse piloot Nicholas James Stanford geen andere keuze dan het maken van een noodlanding.
De Lancaster was een zware bommenwerper, afgeleid van de tweemotorige Manchester. Gewicht 31.750 kg, uitgerust met 4 vloeistofgekoelde Rolls-Royce Merlin 24 motoren, die een vermogen van 1640 pk leverden. Maximum snelheid 462 km/uur; maximum bereik 4.070 km, maximale vlieghoogte 6 km. Lengte 21,18 m, vleugelspanwijdte 31,09 m, vleugeloppervlak 120,49 m2. Bewapening: 8 (Browning)mitrailleurs van 7,7 mm. Bommenlast 6350 kg, in een later stadium van ontwikkeling circa 10.000 kg. Door R.A.F. Bomber Command op grote schaal operationeel ingezet vanaf april 1942.
Hij slaagde er in om het gehavende vliegtuig terug naar de Friese kust te manoeuvreren en probeerde in het Warkumer Nijlân een geschikte landingsplaats te vinden. Voordat de Lancaster aan de grond kon worden gezet sloeg het noodlot toe. Even ten noorden van de Alde Dyk explodeerde het vliegtuig. Het staartstuk boorde zich door het dak van een bijgebouw van de boerderij ‘sathe Westerein’ van Evert U. Dijkstra. De overige resten van het vliegtuig stortten neer in het weiland achter de boerderijen van Auke J. Lootsma en Jan Westerhuis, circa 150 meter zuidwestelijk van de Alde Dyk.
Zes van de zeven bemanningsleden kwamen bij de crash om het leven. Navigator Ralph Duncan Paterson was de enige die zich nog net op tijd per parachute in veiligheid kon brengen. Hij landde, met al in het vliegtuig opgelopen zware brandwonden aan gezicht, handen en knieën, bij de Workumer sluis en slaagde er in de woning van sluiswachter Simon Wiersma te bereiken en de deur open te schoppen. Hij werd door Wiersma overgedragen aan de Workumer huisarts Bernhard C. Noordhoff, die van de Duitsers toestemming kreeg om de gewonde vliegenier in zijn praktijk aan de Begine te verplegen.
Na drie dagen werd Paterson als krijgsgevangene voor verdere behandeling overgebracht naar het Bonifatius ziekenhuis in Leeuwarden en vervolgens naar een militair hospitaal bij Frankfurt am Main. Toen hij voldoende was hersteld werd hij gevangen gezet in het kamp Stalag Luft III bij Sagan in Silezië. Na de Duitse capitulatie in mei 1945 keerde hij, als enige overlevende van de tragedie, naar Engeland terug. In Londen pakte hij zijn oude beroep als politieman weer op. Hij overleed in 1978 in Essex.
De coördinaten van de route waren als volgt:N. Texel - 52O05’N 07O25’E - Dortmund - 51O55’N 07O10’E - Egmond
De ‘Comrades in Arms’ van Paterson overleefden de crash niet:
![]() A.H. Clark Boordwerktuigkundige | ![]() J.M. Hadfield (22) Boordschutter | ![]() W.T. Lewis (28) Radiotelegrafist | ![]() A.J.L. Lyon Waarnemer |
![]() Boordschutter | ![]() R.D. Paterson Bommenrichter | ![]() N.J. Stanford (28) Piloot |
Op 7 mei 1943 werden vijf bemanningsleden begraven op de algemene begraafplaats aan de Spoardyk in Workum, waar ds. Van Veen van de Hervormde gemeente de ceremonie leidde. Bij het uitdragen van hun stoffelijke resten uit het vroegere weeshuis aan het Noard, waar ze waren opgebaard, vormden dienstdoende Duitse militairen van de Hafenüberwachung een erewacht, waarna ze inrukten. Vanachter het raam van zijn verpleegkamer bij dokter Noordhoff zag Paterson de begrafenisstoet van zijn kameraden passeren. De gehavende lichamen werden vervoerd met paard-en-wagens van Gerben Stellingwerf, Klaas Weremeus Buning, Yde Engelsma, Piet Noordenbos en Ype de Boer, veefokkers uit It Heidenskip, die daartoe waren aangezocht door de gemeente Workum. Het zesde slachtoffer, staartschutter John Milner Hadfield, werd op 10 mei naast zijn kameraden ter aarde besteld. Hij was uit het vliegtuig geslingerd en werd pas een paar dagen na de crash gevonden in een weiland westelijk van ‘sathe Westerein’.