Wolk 1 Wolk 2 Wolk 3

11 december 1943 - Offingawier

Doelwit Emden

Op zaterdag 11 december 1943 klinken aan het einde van de ochtend boven Emden opnieuw de sirenes van het luchtalarm. Sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zijn dan al 87 geallieerde bombardementen op de stad uitgevoerd. Vrijwel altijd is het uitgestrekte havengebied het doelwit, in het bijzonder de scheepswerven waar marineschepen worden gerepareerd. Via de haven wordt ook veel Zweeds ijzererts ingevoerd, dat van cruciaal belang is voor de Duitse oorlogsindustrie. 

Om 12.17 uur verschijnen de eerste Amerikaanse vliegtuigen boven Emden. In een tijdsbestek van een uur laten 560 toestellen hun bommen vallen. De verwoesting is groot: 331 woningen, het spoorwegstation, de elektriciteitscentrale en enkele schepen worden geheel vernield of raken zwaar beschadigd. Een flink deel van de ooit prachtige historische binnenstad gaat in vlammen op. Onder de bevolking vallen zeventien dodelijke slachtoffers.

Vliegend Fort 42-3488

Een van de vliegtuigen die deelneemt aan de luchtaanval is een B-17 ‘Vliegend Fort’ met serienummer 42-3488. De bommenwerper behoort tot het 548e Squadron van de Amerikaanse 385e Bombardment Group en is die ochtend om 8.35 uur samen met nog negentien andere B-17s opgestegen vanaf het vliegveld Great Ashfield in Suffolk, Engeland. 

Aan boord van de 42-3488 bevinden zich tien bemanningsleden, die nog nauwelijks vliegervaring hebben boven vijandelijk gebied. Het eerste deel van de vlucht, grotendeels over de Noordzee, verloopt zonder problemen. Ter hoogte van het eiland Langeoog maken de B-17s een draai naar Emden om daarna via Groningen en Friesland terug te vliegen naar Engeland. 

Felle luchtstrijd

De bemanning van B-17 nr. 42- 3488 ziet, net als die van zestien andere bommenwerpers, die dag haar thuisbasis niet terug. Vlak nadat bommenrichter Max Weinstein 38 brandbommen boven Emden heeft afgeworpen wordt het Vliegende Fort geraakt door granaten van het luchtafweergeschut. Een motoren de rechtervleugel raken zwaar beschadigd, waardoor de B-17 op lagere hoogte moet gaan vliegen. Daar trekt het vliegtuig de aandacht van Duitse jagers, die boven de provincie Groningen in een felle luchtstrijd met de gehavende bommenwerper verwikkeld raken.

Ten minste twee Duitse toestellen worden door de boordschutters van de 42-3488 uitgeschakeld. Ze storten neer ten zuiden van Niebert en op een slagerij in de buurtschap Nijtap bij Opeinde. 

Het Vliegende Fort komt evenmin ongeschonden uit de strijd. De beschietingen zorgen voor het uitvallen van een tweede motor en van de besturing. Piloot Edwin Pollock geeft daarom het bevel om het brandende vliegtuig te verlaten. Vier bemanningsleden horen zijn oproep en komen net als Pollock aan hun parachute neer in het Fries-Groningse grensgebied tussen De Wilp en Opeinde. Navigator Maurice Alexander en boordschutter Herbert Baber worden daar nog op 11 december 1943 aangehouden en overgedragen aan de Duitsers. Twee bemanningsleden, de boordschutters Glenn Hall en Bill Husband, sneuvelen aan boord van de 42-3488 en worden aanvankelijk in Offingawier begraven. 

Een ellendig gezicht

Een defecte intercom zorgt ervoor dat het bevel om uit deB-17 te springen door Francis Harwell, Joseph La Via en Max Schwartz niet wordt gehoord. Zij blijven aan boord als de bommenwerper op de automatische piloot verder naar het westen vliegt. Een nieuwe beschieting door de ervaren piloot Heinrich Steis van het Duitse Jagdgeschwader 27 luidt het einde van de 42-3488 in. Het vliegtuig stort om 12.56 uur neer in een weiland van veehouder Hinne Boschma aan de Griene Dyk, vlakbij deze plek. Ooggetuige Jolle Tjalsma vertelt later: “Het was een ellendig gezicht. Je zag een groot donker vliegtuig een paar keerdoor de open plekken tussen de wolken door vliegen richting Irnsum. Plotseling dook het stijlrecht naar beneden en dook zo in de grond. Op hetzelfde moment spoot er een grote vlam omhoog met een grote zwarte wolk en toen was het weer stil, akelig stil.” 

Restanten crash 11 december 1943 bij Offingawier. Collectie A. Tuinhout.

Zwaargewonden

Net voor de crash weten Harwell, La Via en Schwartz de B-17 ternauwernood op lage hoogte te verlaten. Alle drie lopen zware verwondingen op door granaatsplinters en door de harde landing die zij aan hun parachutes vlakbij de westelijke oever van het Sneekermeer maken. Ondanks de goede zorg in het Sneker Sint Antoniusziekenhuis verliest Joseph La Via zijn linkeroog en houdt Max Schwartz zijn leven lang een verlamde linkerhand over aan de gebeurtenissen op 11 december 1943. 

Het letsel van beide mannen zorgt ervoor dat zij nog voor het einde van de oorlog uit krijgsgevangenschap worden vrijgelaten. Met het Zweedse repatriëringsschip “Gripsholm” arriveren zij eind september 1944 in hun thuisstad New York. 

Francis Harwell breekt zijn been als hij vlak naast de Gauwsterzijl aan het Sneekermeer terechtkomt. De sluiswachter Anne Hallema en zijn kinderen verzorgen hem zo goed mogelijk, maar door zijn ernstige verwonding is het onmogelijk om Harwell te laten onderduiken. Als een huisarts uit angst voor represailles weigert om de Amerikaan te behandelen, zien de Hallema’s op 12 december geen andere mogelijkheid dan het bellen van een ambulance. “We hebben er veel verdriet van gehad dat de piloot op die manier weg moest”, vertelt Anneke Hallema jaren later. Harwell wordt net als LaVia en Schwartz enkele weken verpleegd in het Sneker ziekenhuis en blijft daarna tot de bevrijding in mei 1945 gevangen in Oostenrijk. 

Onderduikers

Drie bemanningsleden van de 42-3488 weten met hulp van het Friese verzet maandenlang aan arrestatie te ontkomen. Ed Pollock, Milo Raim en Max Weinstein zitten tot maart 1944 ondergedoken in Drachten en Opeinde en verblijven daarna nog in Workum. Het leven als onderduiker in Friesland valt de mannen zwaar, ondanks de goede zorgen van hun gastgezinnen en van koerierster Tiny Mulder, die door het verzet met de hulp aan geallieerde vliegeniers is belast. Pollock is zeer getraumatiseerd door de gebeurtenissen op 11 december en Weinstein wil niets liever dan terugkeren naar zijn vrouw Geneva, die zwanger was toen hij uit de Verenigde Staten vertrok. 

Na maanden wachten slaagt het verzet er in om de drie Amerikanen op een ontsnappingslijn te plaatsen. De bedoeling is dat zij via België en Frankrijk naar Spanje of Portugal reizen om vandaaruit terug te keren naar Engeland. Zover komen ze niet. Ed Pollock en Milo Raim worden op 27 mei 1944 aangehouden in een tram bij Antwerpen, waar hun vervalste papieren tijdens een controle argwaan wekken. Max Weinstein valt eindjuli 1944 door verraad in Duitse handen, eveneens in Antwerpen. Alle drie blijven tot eind april 1945 in krijgsgevangenschap en worden in het westen van Duitsland door Amerikaanse troepen bevrijd. 

Bemanning:

Bovenste rij, van links naar rechts:
H.M. Baber
H.G. Hall
T.R. Schatz (gesneuveld tijdens een eerdere missie en werd daarna vervangen door M. Schwartz (niet op de foto))
W.M. Husband
F.M. Harwell
J. Lavia

Onderste rij, van links naar rechts:

E.F. Pollock
M.A. Raim
M.G. Alexander
M. Weinstein

Bekijk de crashgegevens